Het paleodieet wordt vaak gezien als koolhydraatarm. Maar volgens verschillende onderzoekers waren koolhydraten uit bijvoorbeeld knollen essentieel voor de ontwikkeling van met name de hersenen van de mens.
Onderzoek rond de eetgewoonten van onze voorouders heeft eind jaren tachtig een groep van onderzoekers geïnspireerd tot het uitwerken van een 'paleolithisch dieet'. De grondgedachte hierachter is dat onze fysiologie (genen) weinig veranderd is sinds de periode dat we als jager-verzamelaar rondzwierven. De vraag die zich hierbij opdringt, is: wat aten die jager-verzamelaars dan? Populaire versies van het paleolithische voedingspatroon ('het paleodieet') leggen veel nadruk op vlees, en in het bijzonder vis.
Paleolithische voedingspatronen reconstrueren is echter niet vanzelfsprekend. Verschillende onderzoekslijnen komen hier samen: archeologie, antropologie van moderne jager-verzamelaars, isotooponderzoek enzovoort. Vlees was inderdaad een belangrijke component van het paleolithische voedingspatroon, en het paleodieet is te vaak synoniem voor koolhydraatarm (hoewel niet per definitie). Een aantal onderzoekers verdedigt dat koolhydraten minstens zo belangrijk waren voor de ontwikkeling van de mens als vlees. Drie argumenten leggen ze voor: vuur, verbrandingscapaciteit en speekselenzym.
Vuur
Onze mensachtige voorgangers leerden op een zeker moment met vuur werken. Dankzij koken kon de mens gebruikmaken van een energiebron die anders lastig te verteren was: koolhydraten uit knollen. Rauw zijn ze moeilijk verteerbaar, maar eens gekookt vormen de zetmelen uit knollen een zeer toegankelijke bron van energie. Vuur was vast belangrijk voor de ontwikkeling van de homosoorten, maar de chronologie van vuur en de evolutie i.h.b. van de Homo sapiens is op de dag van vandaag nog niet helemaal duidelijk.
Verbrandingscapaciteit
De hersenmassa van onze mensachtige voorgangers is op een bepaalde moment explosief toegenomen. Onze hersenen vreten energie (20 tot 25 %), en die energie kan niet enkel uit vlees komen. De moeder heeft tijdens de zwangerschap extra veel koolhydraten nodig voor de foetus, in zoverre dat ze zelfs insulineresistentie ontwikkelt. De mens heeft veel koolhydraat nodig, naar schatting 170 gram glucose per dag.
De mens is bovendien een uitstekende langeafstandloper. Het is bijna ondenkbaar dat hij zonder goede bron van koolhydraten die fysieke prestaties kon leveren. Weliswaar kan de mens glucose aanmaken uit andere energiebronnen. Uit vetten kunnen ketonlichaampjes gevormd worden, als alternatieve energiebron voor de hersenen, maar dat is verre van ideaal. Zelfs dan nog moet 30 - 50 gram glucose aangeleverd worden als absoluut minimum.
Daartegenover staat dat de mens wel degelijk kan overleven op een proteïnerijk dieet, zoals arctische volkeren (bv. Inuit) dat bewijzen.
Speekselenzym
De mens produceert bijzonder veel amylase in speeksel, het enzym dat zetmeel afbreekt. De rijkelijke aanwezigheid is vrij uniek voor de mens. Goed kauwen zorgt ervoor dat de vertering van zetmeel op tijd kan beginnen. Hoewel het paleogenetische onderzoek daarover nog geen uitsluitsel geeft, kan er tot nu toe verdedigd worden dat de toename van amylase in speeksel gelijktijdig liep met ontwikkeling van technieken om met vuur te spelen.
Knollen
De zetmeelrijke knollen maakten een kortere darm mogelijk. Knollen zijn handig: goed bewaarbaar en draagbaar. Ze zijn gemakkelijk te oogsten, terwijl in jagen veel meer energie kruipt. Dat onze voorouders knollen aten, is enkele keren archeologisch aangetoond. Niet onbelangrijk: vondsten van plantenresten liggen minder voor de hand dan overblijfselen van een vleesmaaltijd (botjes).
Onze voorouders en voorgangers hadden weinig andere betrouwbare koolhydraatbronnen dan knollen voor handen. Honing konden ze wel vinden, maar niet het hele jaar door. Onze voorouders hebben vast veel fruit gegeten, maar dat fruit is niet vergelijkbaar met het opgefokte fruit dat we nu telen. Zelfs bessen tellen slechts 3 tot 4 gram suiker per 100 gram. Andere voedingsmiddelen bevatten wel koolhydraten, maar zijn niet door ons verteerbaar, zoals het inuline uit aardpeer.
Homo flexibilis?
Dat de mens op zowel knollen als op vlees kon overleven, heeft hem des te flexibeler gemaakt. Dat is wat ook opvalt aan de mens: hij heeft vele habitats kunnen veroveren. Hier en daar duikt zelfs de term verzamelaar-jager op, om de nadruk terug op plantaardige voeding te leggen. Alleen, veel van de aangehaalde argumenten zijn nog gebaseerd op veronderstellingen. Archeologisch onderzoek, dat de evolutie van vuur preciezer in kaart moet brengen, zal meer duidelijkheid verschaffen. Dat erkennen ook de onderzoekers in hun publicatie The importance of dietary carbohydrate in human evolution.
Referenties:
Katz DL, Meller S. Can we say what diet is best for health? Annu Rev Public Health. 2014;35:83-103
Hardy K, Brand-Miller J, Brown KD et al. The importance of dietary carbohydrate in human evolution. Q Rev Biol. 2015 Sep;90(3):251-68