Onderzoek naar metabolieten in de ontlasting vindt link met ernst symptomen schizofrenie en bipolaire stoornis.
Afwijkend darmmicrobioom bij schizofrenie en bipolairestoornis
Wereldwijd zijn er, volgens de WHO, 23 miljoen mensen gediagnostiseerd met schizofrenie spectrum stoornis (SSS) en 60 miljoen mensen met bipolaire stoornis (BS). Hoe deze mentale aandoeningen precies ontstaan is nog niet duidelijk. Wel lijken genetische, omgevings- en ontstekingsfactoren een rol te spelen. Bij beide stoornissen worden bijvoorbeeld meer ontstekingsmarkers gevonden in het bloed en de hersenen. Ook zijn bij zowel SSS als BS afwijkingen gevonden van het darmmicrobioom. Dit laatste duidt op betrokkenheid van de darm-hersenas. Prikkelbaredarmsyndroom komt gemiddeld vaker voor bij mensen met SSS of BS, en medicijnen die worden voorgeschreven bij SSS en BS, zoals clozapine of lithium, beïnvloeden de motiliteit van de darmen en de samenstelling van de darmmicrobiota.
Verstoorde darm- en breinbarrière
Enkele van de factoren die een rol spelen bij het ontstaan van SSS en BS zijn een minder goed werkende darmbarrière en bloed-breinbarrière. Hierdoor kunnen metabolieten en toxische stoffen uit de darmen via de bloedbaan in de hersenen terechtkomen en voor verstoringen zorgen.
Onderzoek naar metabolieten uit de darmen
Om te kijken of metabolieten uit de darmen inderdaad een rol zouden kunnen spelen bij psychiatrische en gastro-intestinale symptomen, hebben onderzoekers van de Universiteit Groningen de voeding en ontlasting van 42 personen met SSS en BD onderzocht om te kijken of er een verband was met de ernst van hun symptomen.(1) Alle deelnemers moesten een DSM IV of V diagnose hebben voor schizofrene aandoeningen en bipolaire stoornis. De ernst van hun psychische symptomen werd beoordeeld aan de hand van de Brief Psychiatric Rating Scale (BPRS). Daarnaast moesten de deelnemers de Dutch Healthy Diet Index invullen, die gebruikt wordt om te bepalen in hoeverre iemand zich aan de richtlijnen goede voeding houdt en wat de voedingswaarde van hun eetpatroon is. Tot slot leverde elke deelnemer een ontlastingmonster in, dat onderzocht werd op de aanwezigheid van metabolieten.
Positieve associatie tussen aminozuren en symptomen
Na statistische analyse bleek er geen verschil te zijn in de metabole profielen van de ontlasting tussen SSS en BS. Voor de totale groep werd er een positief verband was tussen de aanwezigheid van de aminozuren alanine, leucine en valine en de ernst van de symptomen volgens de BPRS. Dat wil zeggen hoe meer van deze aminozuren er in de ontlasting aanwezig waren, des te ernstiger de symptomen bleken te zijn. Verdere analyse liet zien dat de bron van de aminozuren waarschijnlijk zuivelproducten zijn. Grotere hoeveelheden alanine en leucine gingen namelijk ook gepaard met grotere inname van macro- en micronutriënten die veel in zuivel voorkomen, zoals proteïne, calcium en bepaalde B-vitamines. Dit suggereert dat een lagere zuivelinname wellicht een gunstig effect kan hebben bij deze aandoeningen. Hier moet echter eerst meer onderzoek naar gedaan worden.
Darmmicrobiota lijkt een rol te spelen
De positieve associatie tussen de aanwezigheid van de aminozuren alanine, leucine en valine in de ontlasting en de ernst van de psychiatrische symptomen komt overeen met andere onderzoeken naar metabolieten in het bloed, urine en hersenvocht bij patiënten met BS. Zo zijn er in verschillende onderzoeken bij BS-patiënten grotere hoeveelheden alanine gevonden dan bij gezonde controles, en hadden SSS-patiënten groterehoeveelheden valine in de urine en het bloed. De grotere hoeveelheden aminozuren in de ontlasting zijn mogelijk het gevolg van metabolisering van voedingstoffen uit zuivel door de darmmicrobiota. Een vergelijkbaar effect werd gezien bij muizen die een ontlastingtransplantie hadden gekregen met feces van SSS-patiënten. Sommige darmbacteriën zijn namelijk in staat om bepaalde aminozuren te produceren, zoals leucine en valine. Daarnaast kan de darmmicrobiota van invloed zijn op de mate waarin nutriënten geabsorbeerd worden in het lichaam. Proteïnen die niet in de dunne darm zijn afgebroken en opgenomen worden in de dikke darm alsnog afgebroken tot aminozuren. Deze worden echter nauwelijks meer opgenomen en verlaten het lichaam met de ontlasting.(2,3)
Voeding mogelijk nieuw behandeldoelwit
Uit het Groningse onderzoek wordt duidelijk dat er een wisselwerking is tussen het voedingspatroon en de darm-hersenas, en dat metabolieten uit de darmen via deze weg van invloed zouden kunnen zijn op de ernst van mentale aandoeningen. Dit biedt aanknopingspunten voor de ontwikkeling van nieuwe interventies op het gebied van voeding en microbiota.
Referenties:
1. Jansma J, van Essen R, Haarman BCM, Chatziioannou AC, Borkent J, Ioannou M, e.a. Metabolic phenotyping reveals a potential linkv between elevated faecal amino acids, diet and symptom severity in individuals with severe mental illness. J Psychiatr Res. juli 2022;151:507–15.
2. Neis E, Dejong C, Rensen S. The Role of Microbial Amino Acid Metabolism in Host Metabolism. Nutrients. 2015;7(4):2930–46.
3. Portune KJ, Beaumont M, Davila AM, Tomé D, Blachier F, Sanz Y. Gut microbiota role in dietaryprotein metabolism and health-related outcomes: The two sides of the coin. Trends Food Sci Technol. 1 november 2016;57:213–32.